Jesaja 5_'s HEEREN wijngaard goed en onderhouden,Maar de mens vol ongerechtigheden.Stinkende druiven
πŸ’— Geestelijke  Apotheek †  Preken en Muziek πŸ’— πŸ’— Geestelijke Apotheek † Preken en Muziek πŸ’—
5.74K subscribers
1,335 views
28

 Published On Oct 5, 2024

ZIngen Psalm 109 vers 1
O God, zo waardig mijn gezangen,
Vers 2
Z' omringden mij met boze woorden,
3
Zij hebben kwaad voor goed vergolden,
13
Uw gunst is groot, zij is bestendig.
Jesaja 5
1 Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard op een vetten heuvel.
2 En Hij heeft dien omtuind, en van stenen gezuiverd, en Hij heeft hem beplant met edele wijnstokken; en Hij heeft in deszelfs midden een toren gebouwd, en ook een wijnbak daarin uitgehouwen; en Hij heeft verwacht, dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht.
3 Nu dan, gij inwoners van Jeruzalem, en gij mannen van Juda, oordeelt toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard.
𝟰 𝙒𝙖𝙩 π™žπ™¨ π™šπ™§ π™’π™šπ™šπ™§ π™©π™š π™™π™€π™šπ™£ 𝙖𝙖𝙣 π™ˆπ™žπ™Ÿπ™£ π™¬π™žπ™Ÿπ™£π™œπ™–π™–π™§π™™, π™π™šπ™©π™¬π™šπ™‘π™  𝙄𝙠 𝙖𝙖𝙣 π™π™šπ™’ π™£π™žπ™šπ™© π™œπ™šπ™™π™–π™–π™£ π™π™šπ™—? 𝙒𝙖𝙖𝙧𝙀𝙒 π™π™šπ™— 𝙄𝙠 π™«π™šπ™§π™¬π™–π™˜π™π™©, 𝙙𝙖𝙩 π™π™žπ™Ÿ π™œπ™€π™šπ™™π™š 𝙙𝙧π™ͺπ™žπ™«π™šπ™£ π™«π™€π™€π™§π™©π™—π™§π™šπ™£π™œπ™šπ™£ 𝙯𝙀π™ͺ, π™šπ™£ π™π™žπ™Ÿ π™π™šπ™šπ™›π™© π™¨π™©π™žπ™£π™ π™šπ™£π™™π™š 𝙙𝙧π™ͺπ™žπ™«π™šπ™£ π™«π™€π™€π™§π™©π™œπ™šπ™—π™§π™–π™˜π™π™©?
5 Nu dan, Ik zal ulieden nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, opdat hij zij tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding.
6 En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen.
7 Want de wijngaard van den HEERE der heirscharen is het huis van IsraΓ«l, en de mannen van Juda zijn een plant zijner verlustigingen; en Hij heeft gewacht naar recht, maar ziet, het is schurftheid, naar gerechtigheid, maar ziet, het is geschreeuw.
8 Wee dengenen, die huis aan huis trekken, akker aan akker brengen, totdat er geen plaats meer zij, en dat gijlieden alleen inwoners gemaakt wordt in het midden des lands!
9 Voor mijn oren heeft de HEERE der heirscharen gesproken: Zo niet vele huizen tot verwoesting zullen worden, de grote en de treffelijke zonder inwoner!
10 Ja, tien bunderen wijngaards zullen een enig bath geven, en een homer zaads zal een efa geven.
11 Wee dengenen, die, zich vroeg opmakende in den morgenstond, sterken drank najagen, en vertoeven tot in de schemering, totdat de wijn hen heeft verhit!
12 En harpen en luiten, trommelen en pijpen, en wijn zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen het werk des HEEREN niet, en zij zien niet op het maaksel Zijner handen.
13 Daarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd worden, omdat het geen wetenschap heeft; en deszelfs heerlijken zullen honger lijden, en hun menigte zal verdorren van dorst.
14 Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt.
15 Dan zal de gemene man nedergebogen worden, en de aanzienlijke man zal vernederd worden, en de ogen der hovaardigen zullen vernederd worden.
16 Doch de HEERE der heirscharen zal verhoogd worden door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd worden door gerechtigheid.
17 En de lammeren zullen weiden naar hun wijze, en de vreemdelingen zullen de woeste plaatsen der vetten eten.
18 Wee dengenen, die de ongerechtigheid trekken met koorden der ijdelheid, en de zonde als met dikke wagenzelen!
19 Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag des Heiligen van IsraΓ«l, dat wij het vernemen!
20 Wee dengenen, die het kwade goed heten, en het goede kwaad; die duisternis tot licht stellen, en het licht tot duisternis; die het bittere tot zoet stellen, en het zoete tot bitterheid!
21 Wee dengenen, die in hun ogen wijs, en bij zichzelven verstandig zijn!
22 Wee dengenen, die helden zijn om wijn te drinken, en die kloeke mannen zijn om sterken drank te mengen!
23 Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelven afwenden.
24 Daarom, gelijk de tong des vuurs den stoppel verteert, en het kaf door de vlam verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering wezen; en hun bloem zal als stof opvaren; omdat zij verwerpen de wet des HEEREN der heirscharen, en de rede des Heiligen van IsraΓ«l versmaden.

Psalm 109 vers 1
O God, zo waardig mijn gezangen,
Zwijg niet, laat mij mijn recht erlangen;
De boze, die bedrog durft plegen,
Staat, wars van deugd, mij bitter tegen;
Hij heeft zijn mond wijd opgedaan,
Mij met een valse tong verraΓ’n.
2
Z' omringden mij met boze woorden,
Die mij, als priemen, 't hart doorboorden;
Ik werd op 't allerfelst bestreden;
Verdrukt, mishandeld tegen reden;
'k Heb voor mijn liefde haat behaald;
Ik bad, maar 'k werd met vloek betaald.
3
Zij hebben kwaad voor goed vergolden,
Voor liefde haat; mijn deugd gescholden.
Gij, God der wraak, straf dezen boze,
Stel over hem een goddeloze;
De satan biΓͺ hem tegenstand,
En sta aan zijne rechterhand.
13
Uw gunst is groot, zij is bestendig.
Verlos mij dan, ik ben ellendig,
Nooddruftig, 'k voel mijn kracht verbroken,
Mijn hart met wond op wond doorstoken;
Ik ga gelijk de schaduw heen,
Wanneer de zon snelt naar beneΓͺn.

show more

Share/Embed